
Dagelijks lopen pap en ik er een paar keer langs. Onze buren. Elke keer krijgen we een vriendelijke begroeting inclusief grote glimlach.
In het voorbijgaan maken we een praatje van enkele zinnen.
Pap stopt de vaste bewoner (de slapende man) wat kleingeld toe. Hij heeft een aardig borreltje op.
“I’ll bring your breakfast tomorrow…” zeg ik.
“No money…” zegt hij.
“No, i make your breakfast. It’s better.”
“Yes, breakfast is better.” Bevestigt hij met dubbele tong.
Pap en ik zeggen tegen elkaar dat hij het morgen niet meer weet.
De volgende ochtend smeer ik boterhammen, verzamel ik lekkernijen, snijd ik fruit.
Met een gevulde tas proviand gaan we op stap.
“We zullen er geen boterham minder om eten.”
“Dat is waar.” zegt pap
De man met de rode capuchon heeft bezoek van meneer met de pet.
Wanneer ik de tas overhandig zie ik twee keer een glimlach van oor tot oor & rode ogen die stralen.
Ook deze mannen hebben licht in de ogen.
De meneer met de pet kust op zijn vingers, legt zijn hand vervolgens op z’n hart en kijkt me aan. “Merci, merci,..thank you.”
En mijn hart? Dat maakt een sprongetje.
De ontbijtservice was gisteren.
Vandaag lopen we langs en zien we het onderstaande tafereel.
De meneer met de pet heeft z’n vriend weer opgezocht en lijkt geduldig te wachten tot hij terugkomt uit dromenland of van somewhere else.
Hij is druk met vloeipapier, maar kijkt op als we langslopen en groeten. Een blik van herkenning brengt even ‘n twinkeltje.
Ik vraag of ik een foto mag maken.
Hij vindt het okay & richt zijn aandacht op de camera.
Morgen hoop ik zowel meneer met de pet als de man met de capuchon te zien.
Waarom?
Zodat hun namen genoemd kunnen worden.

Reacties
Een reactie posten